De energietransitie heeft effect op het uiterlijk van wijken. Bij Nul op de Meter-renovaties kunnen woningblokken er compleet anders uit komen te zien en de aanblik van nieuwbouw krijgen. Hoe gaan welstandscommissies van gemeenten daar mee om? Zien zij NOM-renovaties als een kans of juist als bedreiging? En hoe kunnen corporaties en gemeenten er samen voor zorgen dat welstandsregels en de energietransitie elkaar niet in de wielen rijden? Een interview met Flip ten Cate, directeur van de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, de organisatie van welstands- en monumentencommissies.
Buitenisolatie kan een nieuwe, positieve impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit van bestaande wijken. Lokale welstandcriteria zijn echter vaak niet ingericht op grootschalige initiatieven met een beeld-vernieuwend karakter. “De regels voor welstand zijn in eerste instantie gericht op bouwinitiatieven van bescheiden aard en omvang. Maar bij een NOM-renovatie kan een hele straat of wijk van karakter veranderen. De gehele context wijzigt en dat vraagt van gemeenten een politiek besluit. Dat besluit wordt op raadsniveau genomen, of in ieder geval door de stedenbouwkundige afdeling.”
Uitzonderlijke schoonheid
Als de renovatieplannen op het bordje van de welstandscommissie belanden, moet er een nieuw kader ontwikkeld worden. “De wet eist dat commissies de criteria uit de welstandsnota hanteren. Die laten echter geen ruimte voor grootschalige initiatieven zoals NOM-renovaties. Gelukkig staan er in iedere welstandsnota uitzonderingsclausules. Om uitzonderingen mogelijk te maken, moeten er sprake zijn van een uitzonderlijke situatie en uitzonderlijke schoonheid. Heel veel NOM-projecten voldoen daar echter niet aan. We hebben daar met Stroomversnelling een behoorlijk robbertje over gevochten. Kort gezegd is het voor ons belangrijk dat we niet voor het hele land hetzelfde soort steenstrips willen. Als dat het antwoord van NOM-aanbieders zou zijn, doen wij niet meer mee. Want iedere plek is uniek en verdient daarom een uniek antwoord.”
De NOM-projecten die gerealiseerd zijn, laten gelukkig zien dat er heel wat keuzemogelijkheden zijn.
Flip ten Cate – directeur Federatie Ruimtelijke Kwaliteit
Meer variatie
Ten Cate: “De NOM-projecten die gerealiseerd zijn, laten gelukkig zien dat er heel wat keuzemogelijkheden zijn. Zoals spuiten in plaats van plakken. Of kleurrijke zonnepanelen als gevelplaten. Het aanbod is nog niet enorm, maar wel hoopgevend. Goede ontwerpers en architecten zouden voor meer variatie kunnen zorgen. Maar we zien dat zij vaak buiten de deur worden gehouden vanwege de grote druk om industrieel te bouwen. Dat is zorgelijk. Vernieuwing moet niet stil komen te staan omdat het voor de snelheid van het industrieel bouwen handiger is. En het kan niet zo zijn dat leveranciers het aanzien van Nederland gaan bepalen.”
“Het kan niet zo zijn dat leveranciers het aanzien van Nederland gaan bepalen.”
Flip ten Cate – directeur Federatie Ruimtelijke Kwaliteit
Tijdige afstemming
Om er voor te zorgen dat er NOM-concepten worden ontwikkeld die een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit en rekening houden met de lokale context, is tijdige afstemming nodig tussen de initiatiefnemer – meestal de woningcorporatie – en de lokale welstandscommissie. “Dat voorkomt bovendien onnodige vertraging van het project. De Federatie Ruimtelijke Kwaliteit heeft daarover afspraken gemaakt met Stroomversnelling. Het is belangrijk dat corporaties dat zo vroeg mogelijk doen, dus vóórdat alle plannen rond zijn en er een definitieve keuze voor een aannemer is gemaakt. Beschouw daarbij iedere project als een nieuwe opgave en niet als een herhaling van het vorige project. Want iedere locatie heeft eigen randvoorwaarden, waaronder op het gebied van ruimtelijke kwaliteit.”
Slimme maatregelen
Stroomversnelling heeft samen met de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit afspraken gemaakt voor een helder en voorspelbaar welstandsproces bij NOM-projecten. De oplossingen staan beschreven in het Themablad Ruimtelijke Kwaliteit.