De energietransitie is in volle gang en zal Nederland de komende dertig jaar ingrijpend veranderen. We gaan onze huizen en gebouwen in de toekomst anders verwarmen. Er zijn hiervoor verschillende mogelijkheden, waarvan de aansluiting op een warmtenet er één is. De aansluiting op een warmtenet is voor bewoners ingrijpend en raakt aan de betaalbaarheid en keuzevrijheid van hun energievoorziening. Bovendien is een flinke verbouwing noodzakelijk, zowel van de woning als in de straat. De grootschalige aanleg en aansluiting van warmtenetten kan daarom alleen plaatsvinden als burgers en gemeenten ermee instemmen.
Het is nog zeer onzeker of dat binnen de geschetste contouren van de nieuwe Warmtewet 2.0 gaat lukken. Het huidige ontwerp beperkt de toekomst van de warmtevoorziening door een model uit het verleden te verplichten. Door te kiezen voor integrale warmtebedrijven met een langdurige aanwijzing worden keuzevrijheid en marktwerking ernstig beperkt. Warmte-coöperaties, marktpartijen en netwerkbedrijven krijgen onvoldoende ruimte om een rol te spelen in de warmtemarkt en nieuwe initiatieven te ontplooien. Hierdoor wordt de verdere ontwikkeling naar een nieuwe generatie ‘open’ en coöperatieve warmtenetten onwaarschijnlijk. Juist in deze fase van de warmtetransitie zou er volop ruimte geboden moeten worden aan nieuwe initiatieven en publiekprivate samenwerkingsvormen.
Via dit manifest vragen wij de politiek niet te kiezen voor een one size fits all model van integrale warmtebedrijven, maar juist om diversiteit in de warmtemarkt mogelijk te maken. Hiervoor moet het wetsvoorstel aan drie cruciale voorwaarden voldoen:
1. Zet betaalbaarheid voor de bewoners centraal
Het gebrek aan stimulerende concurrentie in het huidige ontwerp is niet in het belang van de bewoners en fnuikend voor het draagvlak. Het laat kansen onbenut om de kosten voor bewoners te verlagen, terwijl garanties op een betaalbaar en duurzaam alternatief voor aardgas essentieel zijn voor het realiseren van de energietransitie.
De voorgestelde contouren van de Warmtewet verplichten het warmtebedrijf de integrale verantwoordelijkheid te dragen voor de hele keten, van productie, levering en facturering tot transport en distributie. Bovendien wordt het warmtebedrijf voor een langdurige termijn aangewezen. Daarmee wordt concurrentie op de warmtemarkt vrijwel uitgesloten. Dit heeft als risico dat de markt verdeeld zal worden tussen een handjevol geïntegreerde bedrijven die ‘het laaghangend fruit’ van de warmtekavels op een warmtenet zullen aansluiten.
Concurrentie kan juist worden versterkt door meerdere modellen toe te staan. Per lokale situatie kunnen via een transparante procedure de beste partijen voor de beste warmteoplossing worden gevonden. Dat hoeft niet een integraal warmtebedrijf te zijn, maar kan bijvoorbeeld een samenwerking van partijen zijn, of een energiecoöperatie. Zo wordt ook de keuzevrijheid voor gebouweigenaren vergroot.
Zowel TNO, SEO en andere wetenschappelijke instellingen zijn in recente onderzoeken tot de conclusie gekomen dat ruimte moet worden gelaten voor verschillende marktmodellen om ongewenste lock-ins te voorkomen. We roepen daarom op om de betaalbaarheid voor bewoners centraal te stellen door maatwerk en verschillende samenwerkingsvormen mogelijk te maken binnen de kaders van de Warmtewet 2.0.
2. Stimuleer warmte-coöperaties en duurzame innovatie
Het beperkte model dat het wetsvoorstel voorstaat laat onvoldoende ruimte aan modellen waarin bewoners ook in de exploitatie actief zijn en hun zeggenschap direct geborgd is. Het voorgenomen marktmodel zal coöperatieve en innovatieve initiatieven hinderen. Op meer dan 60 plekken in Nederland werken bewoners nu al in coöperatief verband aan plannen om de warmtevoorziening in hun wijken te verduurzamen. Naar Deens voorbeeld ontstaan echte warmte-coöperaties, waar bewoners zelf eigenaar kunnen zijn van (onderdelen van) de warmteketen. Deze bewoners bepalen zelf hoe zij de warmteketen inrichten en met wie zij samenwerken. Het is daarbij niet noodzakelijk dat zij eigenaar zijn van alle onderdelen in de keten (warmtebron, netwerk, huisaansluitingen en afleversets).
Vanuit het belang van bewoners moet het tevens mogelijk zijn om in de toekomst een andere aanbieder van warmte toe te staan op het warmtenet. Het ‘net’ moet daarom voldoende ‘open’ zijn of kunnen worden. Op die manier kunnen allerlei nieuwe (lagetemperatuur-) bronnen aan het net worden gekoppeld. Denk aan geothermie, een serie warmtepompen, duurzame restwarmte of omgevingswarmte. Het eerste open warmtenet is inmiddels gerealiseerd in Zaanstad. Andere gemeenten willen volgen, maar of dit mogelijk is onder de Warmtewet 2.0 is zeer de vraag. De technische ontwikkeling naar een nieuwe generatie warmtenetten maakt het mogelijk om netten te ontwikkelen die bewoners garanties op leveringszekerheid en betaalbaarheid bieden en keuzevrijheid en zekerheid rondom duurzaamheid geven. De nieuwe warmtewet zou ‘open’ netten mogelijk moeten houden en gemeenten de ruimte bieden om de infrastructuur en exploitatie van een warmtenet onafhankelijk van elkaar in de markt te zetten.
3. Benut ook de kennis, ervaring en uitvoeringskracht van publieke netwerkbedrijven
De uitrol van nieuwe warmtenetten zorgt er in de komende decennia voor dat warmtenetten onderdeel worden van de vitale energie infrastructuur. Het aanleggen en beheren van warmteinfrastructuren sluit goed aan bij de kennis en ervaring van publieke netwerkbedrijven. Binnen de nieuwe warmtewet zou het daarom mogelijk moeten blijven voor netwerkbedrijven om te investeren in de aanleg en het beheer van de infrastructuur voor warmte. Hierdoor kunnen succesvolle publiek-private samenwerkingen ook in de toekomst een belangrijke bijdrage leveren aan de warmtetransitie.