Er dreigt een hardnekkig misverstand over de kosten van verduurzaming van woningen. Die kosten zouden van z’n levensdagen niet opwegen tegen de baten van energiebesparing. Dat misverstand wil Stroomversnelling voorgoed uit de wereld helpen. Als je er met een rationale blik naar kijkt, blijken de meerkosten van verduurzaming zich wel degelijk terug te verdienen. Woonlastenneutraliteit blijft een realistisch doel. Stroomversnelling over de kosten en baten van verduurzaming. Dit is hoe het zit.
1. Maak onderscheid tussen kosten voor instandhouding en kosten voor verduurzaming
Elke woning heeft periodiek groot onderhoud nodig. Bijvoorbeeld als een installatie of bouwdeel technisch of economisch versleten is of als de woning een nieuwe eigenaar krijgt. Mogelijk wil de (nieuwe) bewoner het uiterlijk van de woning opfrissen of het comfort verbeteren. Op zo’n ‘natuurlijk’ moment worden bijvoorbeeld de verwarmingsketel, het dak, de vloer en/of de gevel vernieuwd of verbeterd.
De kosten die hiermee gepaard gaan, zijn normale ‘instandhoudingskosten’. In principe zou de woningeigenaar voldoende ruimte moeten hebben om deze te bekostigen. Het Nibud houdt in zijn normbedragen en jaarlijks voorgestelde maximale financieringslastpercentages standaard rekening met additionele uitgaven voor regulier woningonderhoud.
Het natuurlijke moment waarop een eigenaar kosten moet maken voor de instandhouding van een woning, is ook het uitgelezen moment voor verduurzaming. Als na veertig jaar de dakpannen of zachtboardplaten op de zolder moeten worden vervangen, is dat hét moment om meteen isolatie of gipsplaten aan te brengen. En mogelijk ook zonnepanelen, want die maken dakpannen zelfs (deels) overbodig.
Als na twintig jaar het oude dubbelglas moet worden vervangen, bijvoorbeeld vanwege opgesloten vocht, is dat hét moment om in de bestaande sponningen duurzaam tripleglas of HR++-glas aan te brengen. De meerkosten ten opzichte van reguliere dubbele beglazing zijn hooguit 10 procent, maar de investering levert wel een beter (geluids)comfort én energiebesparing op.
De kosten van verduurzaming betreffen alleen de meerkosten. Dat zijn de kosten boven de normale instandhoudingskosten waar elke woningeigenaar periodiek voor aan de lat staat. Als je de instandhoudingskosten toeschrijft aan verduurzaming, worden de verduurzamingsmaatregelen ten onrechte als onrendabel neergezet.
“Meerkosten verduurzaming verdienen zich terug”.
Ivo Opstelten – Directeur Stroomversnelling
2. Bepaal de zuivere meerkosten van verduurzaming
Een offerte voor woningverbetering geeft inzicht in de totale kosten. Hierin zijn niet de meerkosten die gepaard gaan met verduurzaming opgenomen. Daar heeft Stroomversnelling onderzoek naar gedaan.
Het is van belang om onderscheid te maken tussen de instandhoudingskosten (referentiekosten) en de meerkosten van verduurzaming. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de RVO-bouwdatabase, opgezet door ingenieursbureau Arcadis. De database bevat actuele kentallen voor de totale verbouwingskosten per woningdeel, maar ook detailbegrotingen voor bijbehorende activiteiten en gebruikte materialen.
In de rapportage van Arcadis over de gegevens uit deze database wordt onderscheid gemaakt tussen de overall kosten en de meerkosten voor verduurzaming op een natuurlijk moment. Helaas blijkt de methodiek om tot zuivere meerkosten te komen in de database zelf niet altijd consequent doorgevoerd. Zo wordt bij de kosten voor dakisolatie de afwerking aan de binnenzijde meegerekend. Dit zijn echter voor een belangrijk deel instandhoudingskosten.
Stroomversnelling heeft inmiddels voor de belangrijkste bouwwerkzaamheden een overzicht gemaakt van de kosten van instandhouding en de kosten van (mogelijke) verduurzamingsmaatregelen. Een vergelijking tussen dit overzicht en de offerte voor een verduurzamingsplan waarin de kosten niet gesplitst zijn, levert inzicht op in de zuivere meerkosten van de verduurzaming. Een eerlijke berekening verheldert niet alleen de discussie over de kosten van de energietransitie, maar haalt ook de emotie uit de discussie.
Eén kanttekening bij het ‘natuurlijk’ moment. Een wijkgerichte aanpak kan betekenen dat een wijk in een relatief kort tijdsbestek aardgasvrij wordt gemaakt. Dat betekent dat niet voor alle woningen het natuurlijke moment voor een ingreep is aangebroken. De nog resterende levensduur wordt in dat geval door de wijkaanpak verkort. Dit heeft uiteraard invloed op de referentiekosten voor instandhouding en daarmee ook op de meerkosten voor verduurzaming. De kortere levensduur moet worden verrekend in de (daardoor lagere) referentiekosten. De kosten van de verduurzamingsingreep minus de zo bepaalde referentiekosten zijn de werkelijke meerkosten op dat niet-natuurlijke moment.
In deze situatie kan de ingreep wellicht niet ‘woonlastenneutraal’ wordt uitgevoerd. Het gaat dan echter om een redelijk precies na te rekenen én beperkt bedrag. Voor die gevallen zou desgewenst een subsidieregeling kunnen worden opgetuigd.
3. Zet de meerkosten van verduurzaming af tegen de baten van energiebesparing
Woningeigenaren met plannen om (de energieprestatie van) hun woning duurzaam te upgraden, willen terecht weten of de noodzakelijke investeringen verantwoord zijn. Om dat goed te kunnen beoordelen, moeten naast de meerkosten ook de baten worden meegenomen. Een upgrade van de woning leidt bijvoorbeeld tot meer comfort en een gezonder binnenklimaat, wat zich ook laat vertalen naar een waardestijging van de woning.
Niet alle baten zijn makkelijk in euro’s te vertalen, maar de verlaagde energiekosten wel. Voor een eerlijke beoordeling van de economische impact van verduurzaming is het dus van belang om die baten, zoals verlaagde energiekosten, af te zetten tegen de hierboven genoemde meerkosten.
4. Vertaal de kosten en baten naar woonlasten
Woonlastenneutraliteit is en blijft een belangrijke sleutel naar het succes van de energietransitie in de gebouwde omgeving. De transitie gaat pas versnellen als de verduurzaming betaalbaar is en de woonlasten na de ingreep niet omhooggaan. De praktijk bewijst dat het kan. Tel de financieringskosten voor de meerkosten van verduurzaming, de kosten voor reguliere onderhoud en de lagere energiekosten bij elkaar op, en vergelijk die met de optelsom van de reguliere onderhoudskosten en de energiekosten van vóór de ingreep. De kosten na de ingreep zijn niet hoger dan ervoor. Het adagium van Stroomversnelling blijft dus overeind: voor hetzelfde geld woon je beter.
Conclusie
Het is een hardnekkig misverstand dat de energietransitie woningeigenaren op kosten jaagt. Als je er zuiver naar kijkt, staan de kosten van verduurzaming los van de kosten van instandhouding van een woning. Uit berekeningen blijkt dat de meerkosten van verduurzaming in veruit de meeste gevallen opwegen tegen de baten, alleen al vanwege de lagere energiekosten. Het verduurzamen van woningen kan dus wel degelijk spijtvrij en woonlastenneutraal.
Mee eens Ivo. Deze visie zou vertaald moeten worden in aanpakken En rapportage bij advies. Nu gebeurt het vaak zonder aandacht voor natuurlijke momenten !
Ben benieuwd naar jullie overzicht met diverse kosten !!