Woningcorporaties stellen zich terughoudend op bij het maken van plannen voor de verduurzaming van hun woningvoorraad. Met als voornaamste reden dat ze eerst de Warmtetransitievisie van hun respectievelijke gemeente willen afwachten. Dit zorgt echter voor stilstand. Een eigen Transitievisie warmtereductie van een corporatie, die ten grondslag ligt aan zijn of haar primaire bedrijfsvoering, is de sleutel naar de noodzakelijke verandering.
Klimaatakkoord: standaard en streefwaarden
In het kader van het Klimaatakkoord moet de gebouwde woonomgeving in aanloop naar 2050 volledig CO2-neutraal worden gemaakt. Dat geldt ook voor de 2,2 miljoen sociale huurwoningen in Nederland. Om te zorgen dat dit niet vrijblijvend blijft, worden naast stimuleringsmaatregelen zoals de Renovatieversneller ook toekomstige eisen opgesteld aan de ondergrens van prestaties van een gebouw.
Daartoe worden momenteel met de woningcorporaties, koepelorganisatie Aedes en overige belangenverenigingen, afspraken gemaakt. Deze afspraken met de huursector gaan over een standaard (jaarlijkse netto warmtevraag) en streefwaarden (Rc- en U-waarden) voor de isolatie op componentenniveau van woningen. Die worden niet voor niets onderdeel van de nieuwe energielabelsystematiek. Dat wordt ingezet om er voor te zorgen dat de warmtevraag van iedere woning beperkt wordt. Specifiek voor corporaties geldt dat ze de noodzakelijke vraagreductie voor elke woning in hun bezit moeten realiseren uiterlijk voor 2050. Dit om niet het risico te lopen dat ze woningen die daar niet aan voldoen niet meer mogen verhuren.
Afwachtende houding en warmetenetaansluiting
Corporaties vertonen bij het verduurzamen van hun woningvoorraad echter nog teveel een afwachtende houding. Daarom hebben veel corporaties geen eigen transitievisie warmtereductie. Ze gaan er veelal van uit dat gemeentes binnen hun Transitievisie warmte wel voor hoge temperatuur (90 °C) of middelhoge temperatuur warmtenetten (60-70 °C) zullen kiezen. Die veronderstelling zorgt ervoor dat corporaties denken: er komen toch warmtenetten, dan is isolatie niet noodzakelijk en hoeven wij geen actie te ondernemen.
Corporaties en transitievisie : misvattingen
Deze veronderstelling berust echter op een aantal misvattingen. Het is maar zeer de vraag óf en waar zulke warmtenetaansluitingen gaan komen. Daarnaast is het de vraag of ze in 2050 ook nog op dat temperatuurniveau warmte kunnen blijven leveren. Temeer omdat hoge temperatuur warmtenetten niet voor ieder type woning de meest voor de hand liggende oplossing bieden. Dit geldt vanuit zowel de kostenoverweging (woonlasten en investeringen) als omwille van de duurzaamheid. Het advies aan corporaties is daarom: ontwikkel zelf een transitievisie warmtereductie. Zet minimaal in op stevige vraagreductie, conform de toekomstige standaard. Corporaties verspelen door dat nietsdoen kostbare tijd. Ieder jaar dat ze niets doen, neemt het aantal woningen dat jaarlijks aangepakt moet worden namelijk alleen maar toe. Temeer omdat ze straks toch moeten voldoen aan een standaard voor verduurzaming.
Warmtevraag versus duurzame energie-opwek
De behoefte aan duurzame warmte neemt alleen maar toe. Dit terwijl het aandeel duurzame bronnen dat nodig is voor de elektrificatie van warmte of warmte via een warmtenet naar verwachting niet in voldoende mate zal meegroeien om aan die toenemende warmtevraag te voldoen. Zeker niet bij de inzet van hoge temperatuur warmtenetten in combinatie met onvoldoende isolatiemaatregelen en veel warmteverlies.
Isoleren en ventileren
Corporaties doen bij het CO2-neutraal maken van hun woningvoorraad er verstandig aan om eerst te isoleren en te ventileren (stap 1) en daarna pas de warmteopwekker te bepalen (stap 2). Isoleren en ventileren zijn immers randvoorwaarden voor energiebesparing. De warmtebron kun je ook nog in een later stadium bepalen op grond van voorkeur, beschikbaarheid of financiële overwegingen. Wordt het bijvoorbeeld een warmtenet, warmtepomp of infraroodpanelen?
Óf er een warmtenet komt, is dus nog maar de vraag, terwijl isoleren (en ventileren) een vereiste is. Niet alleen is dat bepaald in de wetgeving, maar ook omwille van de warmtevraag en bijbehorende beschikbaarheid. Mits in voldoende mate geïsoleerd wordt, geeft goede isolatie de mogelijkheid om op elk alternatief voor aardgasverwarming over te kunnen schakelen.
Het aardige van isoleren en ventileren is bovendien dat het ‘wederkerig’ is: het biedt voordelen voor zowel verhuurder als huurder. Laatstgenomede krijgt namelijk te maken met een verlaagde woonlast, een verhoogd wooncomfort en een beter binnenklimaat. Een mooi uitgangspunt voor een corporatie die een eigen transitievisie ontwikkelt.
Transitievisie warmtereductie en inbedding in bedrijfsvoering
Corporaties maken zich binnen de huidige situatie vaak té afhankelijk van een eventuele warmtenetaansluiting en de plek die deze inneemt binnen de Warmtetransitievisie van hun gemeente. Wat ze beter kunnen doen is hun eigen verduurzamingsopgave definiëren en van daaruit hun eigen Transitievisie warmtereductie opstellen. Van waaruit ze al hun besluiten kunnen nemen en iedere stap die ze nemen in het vervolg langs die lat kunnen leggen. Daarmee worden zij niet alleen een gelijkwaardige gesprekspartner voor de gemeente, maar kunnen ze hiermee ook aan de eis van de standaard voldoen.
Wel moeten ze zorgen dat die visie vervolgens wordt ingebed in de bedrijfsvoering van de organisatie en dat die ten grondslag ligt aan alle technische mutaties aan de woningen voor een periode van 30 jaar. Doen ze dat niet, dan schuiven ze het probleem alleen maar op. Sterker nog, het probleem zal alleen maar groter zijn, aangezien woningen straks moeten voldoen aan de standaard.
Voorkomen is, kortom, beter dan genezen. Wachten is, met de verduurzamingsopgave voor de bestaande bouw voor 2050 voor de boeg, hoe dan ook geen optie!
Kennisdeling
Binnen het netwerk van Stroomversnelling zijn diverse corporatieleden reeds gestart met het opstellen van zo’n Transitievisie warmtevraagreductie. In totaal zijn op deze manier al meer dan 120.000 woningen voor de komende 30 jaar in planningen gericht op een CO-neutrale eindsituatie in 2050. Corporaties die willen verkennen hoe ze deze stap zelf kunnen zetten kunnen gebruik maken van deze kennis.