Warmtewet 2: ‘Nederland wil rennen voordat het kan lopen’

De Warmtewet 2 vormt in zijn huidige vorm niet de transitiewet die we zo hard nodig hebben. Het wetsvoorstel biedt te weinig ruimte om op lokaal niveau oplossingen te kiezen waarvoor draagvlak bestaat. Met een ‘one size fits all’ spannen we dus het paard achter de wagen, betoogt Annelies Huygen, hoogleraar Ordening van energiemarkten aan de Universiteit Utrecht.

Op de website van het ESB, het vakblad voor economen, ventileert de hoogleraar samen met onderzoeker Sanne Akerboom stevige kritiek op het wetsvoorstel voor de nieuwe Warmtewet [Red: alleen voor abonnees]. Minister Wiebes hoopt met zijn  voorstel een snelle uitrol van warmtenetten te bevorderen, zodat huishoudens van het aardgas af kunnen. “De plannen gaan echter voorbij aan de lessen vanuit het buitenland over opkomende innovaties, burgerparticipatie en kostenbeheersing”, waarschuwt Huygen. “Helaas wil Nederland rennen voordat het kan lopen.” 

Warmtewet 2 – opnieuw ordenen

De Warmtewet reguleert de markt voor warmtenetten die, als alternatief voor aardgas, hele straten of wijken verwarmen. In het Klimaatakkoord is er afgesproken dat per 1 januari 2022 een nieuwe Warmtewet in werking zal treden. De zogenoemde Warmtewet 2 moet de warmtemarkt opnieuw ordenen, en de groei en verduurzaming van collectieve warmtenetten realiseren. De minister maakt hiermee haast, zodat alle acht miljoen gebouwen in 2050 deels met een warmtenet aardgasvrij kunnen zijn.

Warmtewet 2 wil vrijheid gemeenten inperken

Volgens de plannen bepalen gemeenten een warmtekavel van een bepaalde omvang, bijvoorbeeld een wijk of een groter gebied. Na een transparante procedure kiest de gemeente een warmtebedrijf voor dit kavel. Het warmtebedrijf is integraal verantwoordelijk voor levering én distributie. Op dit moment hebben gemeenten volledige vrijheid bij het (via concessies) aanwijzen van de warmtegebieden, de kavels.De Warmte wet 2 wil deze vrijheid inperken”, aldus Huygen. Zij wijst daarbij op het wettelijk toetsingskader voor de omvang van de kavels: die moeten een aanzienlijke omvang hebben en efficiënt zijn. De provincie gaat dit toetsen.

Topdownbenadering

Huygen, op de website van het ESB: “Deze kavelstructuur lijkt vooral bedoeld om uniforme en toetsbare kavels te regelen, mogelijk in de veronderstelling dat men dan de warmtenetten sneller zal kunnen uitrollen. Deze procedure past bij de Nederlandse top­downbenadering: energieregio’s stellen binnen de Regionale Energiestrategieën (RES’en) de duurzame warmtebronnen in de regio vast. Dat komt vervolgens terecht in de Transitievisie Warmte, die gemeenten uiterlijk in 2021 klaar moeten hebben. Daarin beschrijven zij welke wijken er tot aan 2030 van het aardgas af gaan en welke vervangende bron daar zal komen.” Het Rijk heeft daarnaast de zogenoemde Leidraad ontwikkeld om gemeenten te helpen bij hun keuze. “Deze is onder meer gebaseerd op modellen die voor iedere wijk in Nederland zullen berekenen welke warmtevoorziening het beste is, uitgaande van de laagste nationale kosten.”

Belemmering voor maatwerk, innovatie en burgerparticipatie

De toekomstbeelden van de Leidraad of de RES’en zijn nuttig, meent de hoogleraar. “Ze geven een indruk van wat er kan. Maar ze zouden geen wettelijk toetsingskader mogen vormen voor warmtekavels in het hele land. Ieder gebied heeft immers eigen kenmerken, eigen voorkeuren en eigen mogelijkheden, die niet gevat kunnen worden in landelijke criteria. Uit de literatuur en de praktijk in het buitenland blijkt dat regels op centraal niveau al snel knellen. Ze belemmeren oplossingen die lokaal het beste werken, maar die geen onderdeel uitmaken van het landelijke kader. Ze zijn niet in staat om rekening te houden met onvoorziene innovaties. Een landelijk toetsingskader voor de omvang van kavels vormt zo een belemmering voor maatwerk, innovatie en burgerparticipatie. Gemeenten kunnen beter eerst ervaring opdoen met warmtenetten, waarbij ze gebruik kunnen maken van de nationale instrumenten. Mocht daarna blijken dat wettelijke uniformering nodig is, dan kan dat altijd alsnog worden opgenomen.”

Strijdig met de praktijk

De gemeente wijst op ieder kavel een warmtebedrijf aan, of richt zelf een bedrijf op. Het aangewezen warmtebedrijf krijgt een recht om als enige in het gebied een collectieve warmtevoorziening te verzorgen. De Warmtewet 2 wil gemeenten verplichten om dat recht voor onbepaalde tijd te verlenen. Huygen: “De warmte zou dan goedkoper worden aangezien de bedrijven meer zekerheid hebben wat betreft hun investeringen. In andere landen zijn rechten voor onbepaalde tijd strijdig met de praktijk. In Duitsland bijvoorbeeld gelden de concessies standaard voor twintig jaar. Zo kunnen gemeenten na afloop van de termijn nieuwe voorwaarden stellen of een slecht presterend warmtebedrijf vervangen door een ander bedrijf of andere coöperatie. Bij concessies voor onbepaalde termijn kan dat niet.”

Keurslijf dat innovatie tegengaat

Verder wil de nieuwe Warmtewet één organisatiemodel voorschrijven voor warmtebedrijven. Deze moeten integraal verantwoordelijk zijn voor de hele keten: productie, transport en levering. “Dit past niet bij de nieuwste ontwikkelingen”, vindt de hoogleraar. “Ook andere organisatiemodellen kunnen goed werken, zeker bij innovatieve warmtenetten. Eén enkel verplicht model vormt al snel een keurslijf dat innovatie en de verlaging van kosten tegengaat. Het is beter om de organisatievorm over te laten aan de gemeenten, zodat ze deze flexibel kunnen inrichten en kunnen laten meegroeien met de technische ontwikkelingen.”

Warmtewet 2 komt te vroeg

De brief die minister Wiebes de Tweede Kamer over de Warmtewet stuurde, ademt vooral vertrouwen in een planmatige top­down standaardaanpak van traditionele warmtenetten, constateert Huygen. “Zodat woningen snel aardgasvrij worden. Dit past niet bij de Europese ontwikkeling van slimme, energie-neutrale wijken met geïntegreerde systemen voor warmte, koeling en elektriciteit. Variatie en beleidsvrijheid zijn daarvoor essentieel. Vrijwel alle landen met warmtenetten geven lagere overheden daarom juist de ruimte en beperken de nationale regelgeving tot minimumeisen. In feite komt de Warmtewet 2 te vroeg. Ze loopt vooruit op lessen die in Nederland nog geleerd moeten worden. De brief wil de onzekerheden, die er nu leven, wegnemen via uniforme wettelijke procedures. Maar als blijkt dat deze niet goed werken, kan het heel lang duren voordat de wet is aangepast. Hiermee gaat belangrijke tijd verloren.”