Standaard nodig voor communicatie met warmtepomp

Data uit warmtepomp

Er is een standaard nodig voor communicatie met een warmtepomp, maar wie neemt het voortouw? De elektrische warmtepomp is met een snelle opmars bezig. Momenteel hebben ongeveer 600.000 Nederlandse huishoudens een warmtepomp, vanaf 2030 zullen het er miljoenen worden.  Deze snelle groei veroorzaakt – samen met die van laadpalen en zonnepanelen – knelpunten in het Nederlandse elektriciteitsnet. Slimme aansturing van de apparaten helpt het net te ontlasten, Stroomversnelling pleit daarom voor toegang tot de data uit warmtepompen. Hoe denkt de warmtepompbranche hierover? Energielinq organiseerde een gesprek tussen Elbert Stoffer (innovatiemanager warmtepompen bij Itho Daalderop), Frank Agterberg (voorzitter Vereniging Warmtepompen) en Maarten Hommelberg (programmamanager Monitoring bij Stroomversnelling).

De rol van de warmtepomp in de energietransitie

“De rol van de warmtepomp is inmiddels onmiskenbaar in de energietransitie”, begint Frank Agterberg het videogesprek. “De warmtepomp is naast het warmtenet met duurzame bron de duurzame standaard voor verwarming en koeling van gebouwen. Vanuit de Vereniging Warmtepompen verwachten we dat we in 2030 ongeveer de helft van de markt zullen bedienen met warmtepompen. Dan gaat het om ongeveer 200.000 warmtepompen per jaar. We zitten in 2020 op zo’n 55.000 per jaar en dat aantal loopt snel op. De groeipercentages liggen jaarlijks rond de 25 procent.” 

Elbert Stoffer: “Ik denk dat je bij die groeiverwachtingen een duidelijk onderscheid moet maken tussen nieuwbouw en renovatie. Bij nieuwbouw kun je op de tekentafel al rekening houden met de warmtepomp. Bij bestaande bouw is dat wel andere koek. Daar tref je steeds andere situaties aan. Waarbij lastig te voorspellen is welke obstakels je gaat tegenkomen. Op het gebied van ruimte, geluid en ook rendement. Hoe goed is de woning geïsoleerd? Wat voor afgiftesysteem zit erin? Wat voor bronnen ga je toepassen? Dat is een veel lastiger speelveld. De controlerende kracht van monitoring zal bij renovatie veel harder nodig zijn dan bij nieuwbouw.”

Maarten Hommelberg: “Vanuit Stroomversnelling werken we aan een CO2-neutrale gebouwde omgeving in 2050. Door te zorgen voor energieneutrale woningen die op jaarbasis evenveel energie opwekken als dat ze gebruiken. Bij de start van Stroomversnelling werd al snel duidelijk dat dit op dit moment zonder warmtepompen niet kan. Warmtenetten zijn over het algemeen nog niet heel duurzaam, groen gas en duurzaam waterstofgas zijn nog niet of nauwelijks beschikbaar. Dan ben je al snel op warmtepompen aangewezen om woningen energieneutraal te krijgen. Het is de beste oplossing die we op dit moment voorhanden hebben. Er zijn wel enkele uitdagingen die we met warmtepompen hebben. Ze draaien op elektriciteit, terwijl we nog niet voldoende duurzaam opgewekte elektriciteit beschikbaar hebben. Een andere kwestie is: hoe integreer je het snelgroeiende aantal warmtepompen in het bestaande elektriciteitsnetwerk? Na zonnepanelen veroorzaken de warmtepompen van NOM-woningen de grootste piekbelasting op het net. Maar met slimme monitoringoplossingen valt er voor te zorgen dat de netten minder belast worden. Daar zit potentieel voor warmtepompen om de energietransitie te helpen. De leden van Stroomversnelling zien daarnaast mogelijkheden om met behulp van monitoring het comfort in de woning te kunnen meten. Data uit de warmtepompen kun je ook gebruiken voor energiecoaching, preventief onderhoud en om storingen op afstand te verhelpen.”   

Lees meer over prestatiegarantie, onderhouden en beheren

Coroporaties verduurzamen in 8 stappen

Monitoren en de energieprestatiegarantie

Elbert: “Maarten, bij Itho Daalderop leveren we ook systemen met prestatiegaranties. Om die reden hebben we zelf ook behoefte aan monitoring. Maar wel tegen lage kosten. Ook nu al hebben we te maken met een vertroebeld beeld over de hoge aanschafkosten van warmtepompen. Die kosten worden vaak ‘verrijkt’ met allerlei aanverwante zaken die soms niet nodig zijn. Als je energiestromen – niet alleen elektrisch maar ook energie in bijvoorbeeld het afgiftesysteem – wil weten, dan worden die metertjes wel relatief duur. Waar gaat het uiteindelijk de bewoner om? Die is tevreden wanneer hij de gewenste temperatuur krijgt en warm kan douchen tegen energielasten die binnen de verwachtingen of afspraken liggen. De vraag is dan: wat moet je weten en meten om het comfort te bepalen? Dat kan met heel veel meters en dat kan met wat minder meters. Voor corporaties is dat een ander verhaal: zij zullen bij de exploitatie willen zien hoe een warmtepomp draait. De bij hen aangesloten partners kunnen ook echt iets met de detail-data.”

Frank: “De vraag is ook: waarom moeten we überhaupt monitoren? En waarom is dit eigenlijk zo ingewikkeld? Dat heeft alles te maken met de aard van de techniek. Nu we de gasketels vervangen, gaan we toe naar een veel ‘kritischer’ systeem. De capaciteit van de warmtepomp is van de ordegrootte van de exacte warmtevraag van de woning terwijl een gasketel zwaar is overgedimensioneerd; dat vraagt dus om een nauwkeurigere temperatuurregeling. Dus moet je gaan monitoren, om te zien of de prestaties aan de verwachtingen voldoen. Maar: net zoals bij een gasketel is een gemiddelde eindgebruiker niet geïnteresseerd in hoe een warmtepomp werkt. Afgezien van een kleine voorhoede, met duurzaamheid als drijfveer en die markt is reeds voorzien. Maar met de opschaling van de energietransitie bereiken we nu de grote massa. Die wil een comfortabel, warm huis voor een acceptabele prijs. De aard van de mensen en de behoefte aan informatie is daarmee aan het veranderen. We moeten daarom vooral naar de integrale kosten gaan kijken. En naar wat het verder oplevert aan functionaliteit. De warmtepomp is niet alleen de standaard aan het worden op het gebied van verwarming, maar is het enige apparaat wat ook op hoog rendement kan koelen. En dat wordt natuurlijk ook steeds belangrijker. Dat zien we ook in allerlei methodes voor energieprestaties van gebouwen tot uitdrukking komen.”

Maarten: “Toen we begonnen met Stroomversnelling werden er voor monitoring pittige bedragen gevraagd die zelfs vanuit de Energieprestatievergoeding moeilijk terug  te verdienen zijn. Als een corporatie dan ook nog zijn systemen moet inrichten voor monitoring en mensen hiervoor moet opleiden wordt zo’n monitoring-oplossing enorm duur. Die kosten zijn wel lager geworden, maar daarmee gaan we het nog steeds niet redden. We bekijken nu ook hoe we de waarde van monitoring kunnen vergroten. Dat is de andere knop waaraan je kunt draaien als je de kosten niet verder omlaag kunt krijgen. Daarin past die communicatie met de data uit een warmtepomp heel erg goed. Op het moment dat je meer data uit een warmtepomp tot je beschikking hebt binnen zo’n woning kun  je ook meer intelligente dingen gaan doen. Betere energiecoaching, preventief onderhoud, allerlei optimalisaties. Zodat de business case ook beter wordt. We kunnen elkaar daarin versterken.”

Behoefte aan data uit warmtepompen

Elbert: “In onze nieuwste generatie water-water warmtepompen zit standaard een IoT ontsluiting voor monitoring en een gecertificeerde KWh-meter. Met een abonnement kun je vervolgens de data binnenhalen om te monitoren. Maar we zien dat de markt – op dit moment vooral nieuwbouw – die monitoring vaker links laat liggen. Als we zelf de exploitatie doen, gaan we uiteraard monitoren. Want dan willen we er voor zorgen dat we een eventuele storing zo vroeg mogelijk ontdekken. Maar een installateur gaat meestal niet monitoren. Kennelijk hebben ze veel vertrouwen in de warmtepomp. Het zegt iets over de volwassenheid van het product in de nieuwbouw. Bij renovatie zal monitoring, vanwege alle uitdagingen, wel noodzakelijk zijn. Ik hoop dat men daar vaker naar dit middel gaat grijpen.”

Maarten: “Dat ben ik met je eens. In de ideale wereld zou monitoring niet nodig zijn. Corporaties en bouwers die binnen Stroomversnelling om tafel zitten,  hebben behoefte om iets meer informatie en data uit de warmtepomp te kunnen halen. Dat vraagt om een standaard interface; een koppelvlak waarmee twee systemen met elkaar communiceren. We zouden graag met de warmtepompbranche afspraken maken om op die manier een basisset aan data met elkaar te kunnen delen. Dat is de voornaamste wens die bij ons aan tafel bestaat.”

Elbert: “In het kort gezegd wil je op een laagdrempelige manier in het oog houden of de investeringen die je gedaan hebt goed uitpakken. Dat zijn voor een deel zaken die een bewoner zelf kan zien en ervaren. Die voelt of de temperatuur aangenaam is en ervaart het comfort. Verder zal een bewoner voornamelijk willen weten wat dit voor zijn portemonnee betekent en hoe zijn energieverbruik is in vergelijking met anderen. Partijen die exploiteren, en verantwoordelijkheid dragen naar de gebruiker toe, zullen echt naar de data in die warmtepomp willen kijken om storingen vóór te zijn en op de juiste momenten onderhoud te doen. Dan ben ik, aanvullend op wat Maarten net zei, voorstander van een eenvoudig toe te passen protocol. Waarmee iedere partij aan de slag zou kunnen.”

Misbruik van data uit warmtepompen voorkomen

Frank: “Maar: wie mag er over die data beschikken? Partijen zouden daar van alles mee kunnen doen. En wie bepaalt dan of een warmtepomp ‘aan’ mag en op welke grond? Als dat louter vanuit het net gebeurt dan komt de modulering van de warmtepomp en daarmee het rendement en comfort in het geding.” 

Maarten: “Ja, natuurlijk zet dat ook de deur op een kiertje voor andere doeleinden of zelfs misbruik. Maar dat risico kunnen we met elkaar minimaliseren. Datzelfde geldt voor het sturen van de warmtepomp door andere partijen. Met de elektrische auto is het nu al niet anders, die worden al intelligent geladen. Voor een warmtepomp zou dat niet anders moeten zijn. We gaan naar 200.000 warmtepompen per jaar. Er gaan er straks een paar miljoen in Nederland staan en dat vraagt veel van het elektriciteitsnet. Ik denk dat de logische vraag vanuit de maatschappij gaat komen: hoe gaan we piekbelasting vermijden en er voor zorgen dat die warmtepompen wat flexibeler worden richting het net? Als branche zul je daar een goed antwoord op moeten hebben.”

Elbert: “Die basishouding is goed. Er moet dan wel gewaarborgd worden dat het apparaat voor de volle honderd procent blijft functioneren. Mensen moeten niet de kans krijgen om het om zeep te helpen of het comfort van een bewoner onderuit te halen. Want de schuld wordt dan al gauw bij de leverancier gelegd. Ik ken genoeg voorbeelden waarbij het ergens in een energiezuinige woning misging, en er maar één apparaat was waar een label opzat. Je raadt al bij wie daarna de telefoon gaat: bij ons. Dat moeten we dus voorkomen. Monitoring en sturing van warmtepompen – onder anderen voor flexibele energiesturing – zouden gebruik kunnen maken van dezelfde technieken. Beide vergen toegang tot deze apparaten. Vraag is wie daar groot genoeg is om een standaard neer te zetten. Mogelijk dat netbeheerders daar gezamenlijk een vuist kunnen maken. We denken graag met ze mee.”

Frank: “Er hangt wel iets boven de markt: onder netbeheerders is de discussie gestart over flexibele elektriciteitstarieven. Met hogere tarieven waar mensen de netcapaciteit dreigen te overschrijden. Daarbij wordt ook gekeken naar warmtepompgebruikers. Je zou dat bijna een negatieve motivatie kunnen noemen om te willen monitoren. De warmtepomp die de schuld krijgt van overbelasting van het net.” 

Maarten: “Tussen 2030 en 2040 draaien er een paar miljoen warmtepompen in Nederland, dat is toch wel  een significante belasting van het elektriciteitsnet. Dan is het prettig als je op zijn minst met die warmtepompen kunt communiceren. Data uit die warmtepompen zijn nodig. Daar ligt een uitdaging voor de warmtepompbranche. Er zijn enkele fabrikanten die merk-specifieke protocollen ontwikkelen, maar daar redden we het niet mee. We zullen echt tot een standaard moeten komen om met die apparaten te ‘praten’.”

Wie ontwikkelt een standaard?

Elbert: “Het is de vraag of dat voor de branche als geheel geregeld kan worden.  Voor ons is het als Itho Daalderop relatief makkelijk, als partij die hier vooral in de lage landen actief is. Maar een partij die over de hele wereld warmtepompen wil leveren, gaat niet met alle standaarden meewaaien. Overmorgen krijgt zo’n partij een verzoek voor een heel andere standaard. Die standaardisatie zou op ‘wereldschaal’ moeten plaatsvinden. Op dat moment kunnen we waarschijnlijk wel iets met een bestaand protocol dat veel partijen al hebben.”

Maarten: “Je zou dat als opstapje kunnen zien. Met Stroomversnelling en NOM-woningen lopen we als Nederland wereldwijd voorop . We zijn best klein, maar net groot genoeg om proeftuin te kunnen zijn. Als we tot een werkende standaard weten te komen, kan dat een Europese standaard worden.”  

Elbert: “Er zal dan eerst iets in de markt moeten ontstaan waar niemand meer omheen kan.”  

Frank: “Die beweging gaat niet uit de apparatenbranche komen, want leveranciers hebben een ‘disincentive’. Zij hebben hun eigen protocollen om bij de data te komen. In Nederland zit de prikkel, de stimulans bij de netbeheerders. Zoals Maarten zojuist zei: er zullen straks een paar miljoen warmtepompen draaien, dus is er bij de netbeheerders een belang om te weten hoe die pompen draaien. Daar moet de druk vandaan komen. Mijn leden zullen het me niet in dank afnemen, maar je mag best zeggen dat het goed zou zijn als die druk er komt. Zodat er een gesprek op gang komt, ook over die standaard. Dat moet wat mij betreft een Europese standaard zijn, de apparatenmarkt is immers een internationale markt.”   

Maarten: “Daarbij is het de vraag wat je als branche wil. Ga je wachten op die dwang van de netbeheerder, of ga je zelf pro-actief aan de slag met data uit warmtepompen en nadenken hoe je tot een oplossing zou willen komen. Met een richting die bij je past, in plaats van richtlijnen die je jaren later opgelegd krijgt.”

Elbert: “Standaardiseren is een groot ‘kip-ei-probleem’. Pas als er veel mensen meedoen is het een standaard, maar waar ga je aanhaken als er nog geen standaard is? Niet iedereen zal zomaar even dit soort stappen zetten, om er vervolgens achter te komen dat het voor twee jaar een goed idee was, maar daarna niet meer.  Leveranciers hebben behoefte aan houvast. Ze ontwikkelen als er een business case is.”